Introductie
Ondanks de toegenomen vertegenwoordiging van jonge vrouwen in het forensische systeem, is het nog steeds een onder bestudeerde populatie. Om deze populatie beter te begrijpen, zijn 145 jonge, vrouwelijke delinquenten die een geweldsdelict hebben gepleegd beoordeeld op psychopathische eigenschappen, specifieke motivaties (instrumenteel vs. Reactief) voor hun misdrijf en delict kenmerken (zoals informatie over hun slachtoffers, wapengebruik, gebruik van middelen en omvang van letselschade). Hutton en Woodworth onderzochten de relatie tussen psychopathische eigenschappen en instrumenteel geweld.
Onderzoekers (Berkowitz, 1993) hebben voorgesteld dat er twee primaire vormen van geweld zijn: reactief en instrumenteel. Reactief geweld omvat geweld dat optreedt wanneer individuen hun eerste reactie op een emotionele stimulus niet kunnen remmen, zoals een waargenomen belediging of dreigend fysiek gevaar (d.w.z. ze reageren met geweld). Handelingen van reactief geweld hebben buiten hun agressie om geen ander doel. Instrumenteel geweld wordt daarentegen meestal gedefinieerd als geweld waarbij planning is betrokken en geen sterk emotioneel component heeft. Instrumenteel gewelddadige handelingen zijn doelgerichte gedragsreeksen (vaak samenhangend en georganiseerd) dat meestal wordt uitgevoerd om een externe beloning of een ander doel, buiten de agressieve handeling, te verkrijgen. Deze twee vormen van geweld kunnen met elkaar in verband worden gebracht en een agressieve daad kan elementen van beide vormen van agressie bevatten (Bushman & Anderson, 2001).
Om dit probleem aan te pakken gebruikten Hutton en Woodworth een benadering met vier categorieën om agressieve daden, die door Woodworth en Porter (2002) waren geïntroduceerd, te classificeren. Woodworth en Porter stelde voor om geweldsdelicten op te delen in één van de vier categorieën: puur reactief, reactief/instrumenteel, instrumenteel/reactief, puur instrumenteel. Kortom, naast het erkennen van puur reactief geweld en puur instrumenteel geweld, identificeerden zij sommige handelingen als reactief/instrumenteel. Dit deden ze om aan te geven dat de gewelddadige handelingen primair reactief waren zoals eerder beschreven, maar ook bewijs van instrumenteel gedrag bevatte, wat betekent dat het om geplande handelingen gaat ondanks dat de daad primair was gedreven door gebrek aan het gepast reguleren van agressieve impulsen. Daarentegen, de instrumenteel/reactieve handelingen waren juist primair instrumenteel, maar bevatte ook bewijs van woede of boosheid dat niet is gedreven door gewelddadig gedrag, maar bewust wordt gebruikt in een handeling als onderdeel van de manipulatie.
Procedure
Alle dossiers werden grondig beoordeeld door twee uitgebreid opgeleide, afgestudeerde studenten en gecodeerd voor psychopathie om in één van de vier categorieën van geweld te worden verdeeld.
Resultaten
Karakteristieken van het slachtoffer
De 145 jonge, vrouwelijke delinquenten in dit onderzoek varieerden ten tijde van het gewelddadige indexdelict in leeftijd van 12.2 tot 17.9 jaar oud (M = 15.5, SD = 1.3). Twee derde (66.2%) van de steekproef waren niet-Aboriginals, 31.5% van de steekproef was Aboriginal en van de overige individuen was de etniciteit niet gespecificeerd (2.3%). Bij ongeveer driekwart van de delicten was het slachtoffer vrouwelijk (75.8%), 14.5% van de slachtoffers waren mannen en bij 9.7% van de misdrijven waren er zowel mannen als vrouwen betrokken. Kijkend naar de relatie met de dader, was er een gelijk percentage van zowel vreemde slachtoffers (geen relatie met de dader; 27.6%) als specifieke relaties met het slachtoffer (bijv. leraren, oppas; 27.6%), gevolgd door kennissen van de daders (21.1%), slachtoffers die een hechte relatie met de dader hebben (bijv. vriend, familielid, date partner; 12.2%), en slachtoffers die heel hecht waren met de dader (bijv. directe familieleden, romantische partner; 11.4%).
Locatie
De meeste delicten vonden plaats op openbare plekken (56.9%), maar er was ook een aanzienlijk percentage aan delicten die in het huis van de jeugdigen plaatsvond (19.5%), in andere woningen (13%) of op school of werk (8.9%).
Gebruik van wapens
Bij 86.3% van alle delicten die zijn gecodeerd, kwam fysiek geweld aan te pas. Verbale dreigingen werden bij 44.9% van de delicten gebruikt. Bij meer de helft van de delicten (58.1%) was er sprake van fysiek geweld zonder gebruik van wapens, 28.2% betrof fysiek geweld in combinatie met wapengebruik en 13.7% betrof geen fysiek geweld en geen gebruik van wapens. Wanneer er een wapen aan te pas kwam, was een object (bijv. fles alcohol) het meest voorkomend (53.5%), gevolgd door een mes (41.9%).
Middelen misbruik
Voor 73% (n = 106) van de steekproef was er informatie beschikbaar over het gebruik alcohol- of drugs vóór of tijdens het delict. Bij meer dan de helft van de delicten (62.3%) was er geen sprake van alcohol- of drugsgebruik van de dader.
Psychopathie
Psychopathie beoordelingen varieerden van 4.20 tot 43.00 (M = 18.83, SD = 7.04). De grootste hoeveelheid van de daders (93.0%) scoorde onder de 30; 7.0% scoorde 30 of hoger.
Motieven (instrumenteel vs. reactief)
De maatstaf over instrumentaliteit en reactiviteit werd gebruikt om 122 gewelddadige indexovertredingen te onderzoeken. Hiervan was 44.3% puur reactief, 18.9% reactief/instrumenteel, 19.7% instrumenteel/reactief en 17.2% puur instrumenteel.
Psychopathie en instrumentaliteit
In deze steekproef van jonge, vrouwelijke delinquenten waren psychopathiescores niet gerelateerd aan instrumentaliteit. Zowel de psychopathische totaalscore als een van de andere factor- of facetscores waren niet gerelateerd aan het gebruik van instrumentele vs. reactieve agressie.
Conclusie
Bijna 40% van de overtredingen omvatte een combinatie van instrumentele en reactieve motieven. 44.3% van de delicten werden beschouwd als louter reactief van aard, wat suggereert dat veel van deze jonge, vrouwelijke delinquenten meer impulsieve en spontane vormen van misdaad plegen.
Kijkend naar de motieven voor de misdrijven die een instrumenteel component bevatten, werd geweld het vaakst gebruikt met oog op wraak of vergelding.
In deze steekproef was de kans even groot dat het slachtoffer een vreemde of een specifieke relatie met de dader had. De meeste vrouwen in deze steekproef gebruiken geen drugs of alcohol vóór of tijdens het plegen van het delict. Het gebruik van middelen was echter wel geassocieerd met meer slachtofferletsel en een grotere kans op fysiek geweld. Wapens met als doel om het slachtoffers schade aan te brengen werd in 27.0% van de misdrijven gebruikt. In de huidige steekproef, wanneer een wapen werd gebruikt, was een voorwerp (bijvoorbeeld een fles alcohol) het meest gebruikelijk (48.9%), gevolgd door een mes (38.8%).
Zoals gevonden in andere studies was de prevalentie van psychopathische kenmerken onder de huidige steekproef van vrouwelijke jeugddelinquenten kleiner in vergelijking met studies die mannelijke delinquenten betreffen (Forth et al., 2003; Kossen et al., 2002). De resultaten toonden aan dat jonge vrouwen met een hoog level aan psychopathische eigenschappen niet meer instrumenteel geweld gebruiken dan jongeren met een laag niveau aan psychopathische eigenschappen. Deze studie draagt bij aan het groeiende bewijs dat meisjes en vrouwen met psychopathische eigenschappen op belangrijke manieren verschillen van jongens en mannen met psychopathische eigenschappen.
Hutton, E. L., & Woodworth, M. (2014). Violent female youth: An examination of instrumental violence, psychopathy, and
offense characteristics. Behavioral Sciences and the Law, 32, 121–134.
Also referenced:
Woodworth, M., and Porter, S. (2002). In cold blood: Characteristics of criminal homicides as a function of psychopathy. Journal of Abnormal Psychology, 111, 436-435.
Written by Alicia Spidel and the Research Committee